Ont-moeten

Ze belt me op, we maken een afspraak. Ze belt me weer, ze belt af. ‘Ik ben tachtig’, zegt ze, ‘ik wil geen therapie meer. Ik heb al zoveel gedaan. Psychoanalyse, systeemtherapie bij het Sinaï Centrum, familie-opstellingen, stembevrijding en meer’. Ik zeg dat het voor mij allemaal goed is. Alleen als ze zelf wil, mag ze komen. Ze hoeft niets.

Ze belt weer. Ze wil graag komen. Ze stuurt een appje na het telefoongesprek en schrijft dat ze glimlacht.

Met rode wangen en enigszins buiten adem komt ze bovenaan de trap. Ze neemt plaats op de stoel. Haar voeten raken de grond niet, zo klein is ze. ‘Ik krimp’, zegt ze.

Ze vertelt. Ogenschijnlijk onsamenhangend. ‘Het geeft niet’, zeg ik, ‘ik haal de rode draad er wel uit’.

Geboren in 1940. Joodse ouders. Na de oorlog een jong meisje. Iedereen was dood. ‘Ik moest me stilhouden, klein maken’. Ze merkte dat ze aandacht kreeg als ze ziek was en wendde vaker ziektes voor. Het werkte. Ze deed het heel haar leven, tot op heden.

Ze draagt opvallende kleren. Vandaag gouden schoenen en een jurk met goudkleurige ballen. Zo bang niet gezien te worden, niet te bestaan, beseft ze.

Ze trouwde met een Spanjaard en kreeg drie kinderen. Hij sloeg hen met kettingen. Verkrachtte de oudste. De tranen rollen over haar wangen. Ze kon er niet tegenop. Ze vluchtte met hen.

Het ene drama volgde op het andere. Het ene nog erger dan het andere. Haar jongste kind is nu vijftien jaar vermist, vermoedelijk vermoord.

Ik vraag haar wat ze hoopt dat de sessies haar gaan brengen. ‘Ik wil sterven met liefde voor mezelf’, fluistert ze. Ze wil dat de stem in haar hoofd, die zegt dat ze een slechte moeder is, stopt. Sinds haar middelste dochter het contact met haar heeft verbroken, een paar maanden geleden, gaat die stem maar door. Ze voelt zich gejaagd, slaapt nauwelijks en haar hele lichaam doet zeer. Die spierziekte er nog bij.

Haar huisarts gaat de euthanasie verrichten, binnenkort. Maar eerst wil ze zichzelf liefhebben.

Ze is blij dat ze hier mag praten. Dat we samen orde scheppen in de chaos.

De volgende keer vertelt ze hoe ze altijd lacht als ze pijn heeft. Dat de huisarts dan boos op haar wordt.

Velen die zij blij maakt. Velen die van haar houden. Van zichzelf houden, dat is een ander verhaal.

Ze raakt me. Deze kleine, authentieke, dappere vrouw. Ik voel hoe mijn hart mee beweegt met de verhalen die ze vertelt.

Zo’n leef-tijd, zoveel meegemaakt en het kind in haar dat zich nog steeds laat horen. Het kind dat gezien wil worden, de pijn die gehuild wil worden. Het is tijd.

Tijdens de EMDR verschijnen de angst en de tranen van niet belangrijk genoeg om rekening mee te houden. De machteloosheid ten aanzien van haar ouders en de grote geschiedenis. Zoveel doden, daar kun je niet tegenop.

Ik ben getuige van haar pijn. Stel de vragen. Zou je dat ook tegen je kleinkind zeggen? Wie kon hier iets niet goed? Bij wie hoort dat thuis? Neem het kleine meisje maar op schoot. Wat wil je voor haar doen.

Het komt binnen. Iets verschuift. Haar gezicht ontspant. Een glimlach breekt door. Ze legt haar handen op haar borst en voelt de liefde voor zichzelf in haar hart.

Samen zijn we stil.

Het geloofde verhaal mag worden losgelaten. Het drama hoeft niet meer. Ze kan rusten in zichzelf.

De laatste sessie neemt ze een gouden pen voor me mee. Haar ogen stralen. ‘Er is licht in mijn hart’, zegt ze. De stem in haar hoofd is gestopt. Zo fijn om niets meer te hoeven, niets op te houden, gewoon zichzelf te kunnen zijn.

Af en toe ziet ze haar dochter. Ze oefent dan met zichzelf terug te houden, niet op de voorgrond te gaan staan, geen adviezen te geven. Ruimte te maken voor zichzelf en haar kind.

Ze geeft me een goudkleurige pen. Om nieuwe verhalen mee te schrijven. Haar eigen verhaal is nu herschreven.